Landschapsschilderkunst is het weergeven van landschappen; bergen, valleien, bomen, rivieren en bossen, als onderdeel van de schilderkunst. De hemel is vrijwel altijd onderdeel van het kunstwerk en de weersgesteldheid is een aspect van de compositie.
In de vroege 15e eeuw ontstond in Europa de landschapsschilderkunst als apart genre, veelal als omgeving voor menselijke activiteit met een religieus onderwerp.
Als voorloper van het impressionisme ontstond in Frankrijk rond 1830 de School van Barbizon, die zich toelegde op het schilderen van landschappen.
Expressionisten gebruiken het landschap om een emotie, een beleving door te geven door middel van een zekere vervorming van de werkelijkheid en het toepassen van niet realistisch kleurgebruik.
Landschap is ook in de hedendaagse schilderkunst een geliefd thema. Zowel in figuratieve als abstracte werken kan landschap het uitgangspunt zijn. De hyperrealisten geven een meer dan realistische blik op landschap, omdat alles even scherp in beeld is gebracht, vaak zonder emotie en met nadrukkelijke lichtval, soms nog gecombineerd met een magische of imaginaire sfeer.