De stroming die een beetje een aparte plaats inneemt in de kunstgeschiedenis is de Leidse School (of Leidse Impressionisten). De periode beleeft zijn hoogtepunt in het begin van de 20ste eeuw. De uitgangspunten van deze schilders waren in technisch oogpunt dezelfde als die van de Haagse School. Het verschil zit hem met name in het lokale karakter van de kunst. Maar waar bij een kunstenaar als Gabriël een trein het polderlandschap binnendendert, daar hielden de Leidse Scholers de vooruitgang angstvallig buiten hun lijsten. Hoewel aquarellen en schilderijen van Leidse impressionisten wel degelijk ook geëxporteerd werden naar het buitenland, had de stroming kunsthistorisch veel minder internationale impact. De kunst van de Leidse Scholers is veel intiemer en persoonlijker.
De kern van de Leidse school werd gevormd door schilders als W.J. Pasman, Alex Rosemeier, Arend Jan van Driesten, Willem van der Nat en Chris van der Windt.
Andere schilders die tot de Leidse school gerekend worden, zijn onder meer Frans de Nocker, Lucas Verkoren, Floris Verster en Jan Roelandse.
Hun schilderijen worden gekenmerkt door een lichte, impressionistische stijl. Veel van de schilders vonden hun inspiratie in Leidse stadsgezichten en in het Leidse buitengebied: het landschap van Katwijk, Zoeterwoude en rond de Noord Aa. De kwaliteit van de schilderijen wisselt overigens nogal. Vaak maakten ze een snel schilderijtje om bijvoorbeeld het onderdak voor de nacht te betalen. Maar dat was in die tijd in het hele land en bij heel veel andere kunstenaars het geval.