Romantiek is misschien eerder te omschrijven als een periodebegrip voor de kunst of als geesteshouding van rond 1800 dan dat het een echt stijlbegrip is. Ze had wel een enorme invloed op beeldende kunst, muziek en literatuur.
Romantisch betekent oorspronkelijk dat een kunstuiting bepaalde kenmerken heeft van ridder- en herdersromans, waarin plattelandsleven en mensen worden geïdealiseerd. De kenmerken van de romantische schilderkunst zijn echter niet eenduidig. De rode draad is de nadruk op de verbeeldingskracht en de subjectieve expressie van de individuele kunstenaar. Vaak wordt de werkelijkheid enigszins geïdealiseerd weergegeven. Daarenboven is er aandacht voor de donkere kanten van het menselijke bestaan, dromen en extreme ervaringen.
Tussen 1810 en 1860 is Nederland in de ban van de romantische schilderkunst. Typerend voor de Nederlandse romantiek was het gevoel van het nostalgische verlangen, dat zich manifesteerde in typisch Hollandse landschappen, riviergezichten en stadsgezichten. Ook stillevens waren populair. Historiestukken en religieuze onderwerpen verdwenen bijna volledig uit beeld. De ijsgezichten van Andreas Schelfhout gelden nog steeds als het prototype van het Nederlandse landschap in de winter. Bevroren rivierlandschappen gestoffeerd met molens, schaatsende mensen en koek-en-zopie. De Nederlandse Romantiek wordt gekenmerkt door haar grote technische verfijning. Op minutieuze wijze wordt het landschap weergegeven. Aan de majestueuze eikenbomen van B.C. Koekkoek (1803-1862) lijk je ieder blad te kunnen tellen. Andere Nederlandse romantische schilders zijn Herman en Mari ten Kate.
Zoals vroeger gebruikelijk, schetsen schilders vaak in de buitenlucht, maar schilderijen kwamen tot stand in het atelier. Net als in de zeventiende eeuw gingen kunstschilders vaak op studiereis naar het buitenland, maar nu in groten getale, dankzij moderne uitvindingen als het spoorwegnet.