Het expressionisme van de angst van Toon Koster (Schiedam 1913 - Woerden 1990).
In de winterschilderijen van Toon Koster heerst de nacht. In de duisternis heeft de mens zich teruggetrokken achter zware, donkere muren van boerderijen die uit de aarde lijken omhoog te komen als één massief geheel met de grond waar zij opstaan. Geen enkel licht is zichtbaar door geen enkel raam. Alleen de maan staat vastgevroren in het zwart van een onmetelijk heelal. IJskoud is buitenwereld van platgetreden vuilwitte sneeuw. De natuur als machtige vijand waarin de mens zich in al zijn kleinheid verbergt in zijn huis.
Dit is nog eens wat anders dan de vrolijke ijsgezichten zoals we die kennen vanaf de 17de eeuw. En steeds breder en zwaarder en zwarter worden de verfvegen van Toon Koster. Kleine zeilbootjes gaan bijna volledig op in een tumultueuze natuur waarin zij niet aanmeren aan de wal maar aan de nacht, een beschutting zoekend die er niet is.
Maar soms wordt het palet van Toon Koster vederlicht, worden de zware zwarte strepen kleurige streekjes en stippen, dan schildert hij oneindig teder de liefdevolle mens in al zijn kwetsbaarheid die probeert te beschermen en te beschutten.